Filmcursus aflevering 1

Written by:

Op woensdag 2 september zijn Trix en ik begonnen met een cursus “Filmgeschiedenis“. Plaats van handeling is Parkexpressie in Alphen. Omdat we beiden van film houden leek ons dit een goed idee. De cursus wordt gegeven door Ulrike Söbbeke.

De eerste cursusavond ging over de start van de film, de cinema. Want al in 1831 bleek een Belg, Joseph Plateau, een ‘phenakistiscoop’ te hebben ontwikkeld. Een apparaat met twee schijven. Op de ene schijf staan tekeningen en de andere schijf heeft gleuven. Als je het apparaat voor een spiegel houdt en door de gleuven kijkt, zie je de tekeningen bewegen. Eigenlijk kennen we dit principe ook wel uit de kindertijd (ik althans). Wat hier speelt is het principe van ‘persistentie van visie’. Men dacht in die tijd namelijk dat een beeld tijdelijk op het netvlies werd opgeslagen en dat als je dus snel beelden achter elkaar bekijkt er dan beweging ontstaat. Later bleek dit niet zo te zijn, want de menselijke hersenen spelen namelijk ook een grote rol.

Eerder al was de ‘zoötroop’ uitgevonden. Al rond het begin van de jaartelling waren de Chinezen hiermee bezig en in 1834 was het William George Horner die dit apparaat presenteerde.

Replica van een zoötroop
Replica van een zoötroop

De ‘zoötroop’ doet heel erg denken an en is duidelijk een voorloper van de ‘phenakistoscoop’ van Plateau. Hier kun je een kort filmpje zien van een ‘zoötroop’ in werking.

In 1877 kwam Charles-Emile Reynaud met een verbetering, namelijk de ‘praxinoscoop’. In dit toestel werden prismatische spiegels gebruikt, waardoor het beeld scherper werd en de kleurintensiteit behouden bleef. Een andere belangrijke verbetering van Reynaud was dat hij met perforaties ging werken. Deze bleken later van groot belang voor de ontwikkeling van een goede filmrol.

Voor de ontwikkeling van de cinema was ook de ontwikkeling van de fotografie van belang. Louis Daguerre ontwikkelde een manier om goede scherpe foto’s te maken, de ‘daguerrotypie’. Maar nadeel was dat dit unieke foto’s waren zonder negatief. Er was dus altijd maar één afdruk mogelijk. Pas in 1888 kwam de rolfilm van Kodak, waarmee fotografie voor iedereen bereikbaar werd.

Een gevolg van de ontwikkelingen in de fotografie was dat een erkend uitvinder als Edison zich ook ging interesseren voor de cinema. Zijn medewerker William Kennedy Laurie Dickson fabriceerde de ‘kinetoscoop’, een apparaat dat algemeen wordt beschouwd als de eerste filmprojector. Edison demonstreerde de ‘kinetoscoop’ in 1893 voor het eerst op de wereldtentoonstelling van Chicago. Een jaar later werd in New York de eerste kinetoscoopsalon geopend; daar kon men voor 25 cent individueel een filmpje bekijken. Het apparaat was een groot succes in de steden, maar op het platteland sloeg het niet aan.

De Kinetoscope van Edison/ Dickson
De Kinetoscope van Edison/ Dickson

In 1894 demonstreerde Edison de ‘kinetoscoop’ in Parijs, waar de vader van de gebroeders Lumière ook aanwezig was. Hij spoorde zijn zonen aan om ook zo’n toestel te ontwerpen, maar dan uiteraard beter. Eén jaar na de demonstratie van Edison kwamen de gebroeders Lumière met de ‘cinématographe’, een filmcamera en filmprojector in één. Je kon er filmbeelden mee opnemen, je kon deze ontwikkelen en vervolgens op een scherm vertonen. Het apparaat was lichter en draagbaarder en de beelden konden door meerdere mensen tegelijk worden bekeken. De gebroeders Lumière maakten al gebruik van de 35 mm techniek, maar wel met een andere perforatie. Ook gebruikten zij al de techniek van 16 beeldjes per seconde. De eerste film die ze schoten was “La sortie des usines Lumière”, die je hieronder kunt bekijken.

In dit filmpje zie je het einde van een werkdag en het leegstromen van de fabriek van de Lumières. Let op het camerastandpunt dat onbeweeglijk is; er zat in die tijd nog geen beweging in het camerabeeld.

Een andere film van de gebroeders Lumière was “L’arrivée d’un train à La Ciotat”. Ook hier weer een vast camerastandpunt, maar wat opvalt is wel de beweging die al in de film zit. De trein komt van rechts het beeld inrijden en ook de passagiers komen van rechts het beeld inlopen. Vermoedelijk is hier al over nagedacht over hoe je een beweging dus goed in beeld brengt.

De Lumières hebben zich niet zo lang met de cinema bezig gehouden. Maar ze hadden wel een buurman, ene zekere George Méliès, die buitengewoon geïnteresseerd was in de cinema. Hij was een goochelaar die in 1888 een eigen theater in Parijs kocht en die, na het zien van de films van de Lumières, ook films in zijn theater wilde vertonen. Op een enigszins illegale manier kwam hij in het bezit van projector en zo begon hij in 1896 met filmvoorstellingen.

Maar Méliès wilde meer. Hij wilde zelf films maken en zo begon hij een eigen productiemaatschappij. De man was uitermate productief; hij produceerde in een tijdsbestek van 16 jaar meer dan 520 filmpjes. Nog belangrijker was dat hij ging experimenteren. Naast het eigenhandig schilderen van de decors en het regisseren begon hij met kleurexperimenten en met montage. Feitelijk was hij de uitvinder van de ‘editing’, het monteren van filmscènes waardoor de illusie ontstond. Ook werkte hij al met meerdere beelden over elkaar, waardoor hij bepaalde effecten kon bereiken (meervoudige belichting). Per ongeluk ontdekte hij het ‘stop-motion’ effect, toen zijn camera een keer vastliep en even later weer verder ging. toen hij de opname terug zag, bleek een bus ineens in een koets veranderd te zijn.

Zijn beroemdste film was “Le voyage dans la Lune”, waarin een groep wetenschappers naar de maan reist. Beroemd is de scène waarbij de raket in het oog van de maan landt. In deze film komen alle trucages voorbij, overvloeiers, stop-motion, animatie-effecten en het wijzigen van de afstand tussen camera en object (waardoor een soort kunstmatig zoom-effect werd verkregen).

Méliès was buitengewoon populair op kermissen, maar toen de eerste bioscopen van Gaumont en Pathé opkwamen, kreeg hij het moeilijk. Hij kon zich onvoldoende aanpassen aan de veranderende eisen van het publiek en het resultaat was dat zijn theater in 1914 werd gesloten vanwege zijn faillissement.

Dit was deel 1 van de achtdelige cursus Filmgeschiedenis. De volgende aflevering gaat over de opkomst van de film in de Verenigde Staten, de verdere ontwikkeling van de montagetechnieken en de opkomst van het vertellen van verhalen.

3 reacties op “Filmcursus aflevering 1”

  1. zazensie avatar
    zazensie

    Interessant die cursus, en byzonder creatief al, hoe ze naar de maan gingen in zo’n capsule bijvoorbeeld.
    In het filmmuseum in Dusseldorf heb ik een jaar of wat geleden diverse van die voorlopers van de filmprojector in werking gezien. Een erg leuk museum overigens met een echt oud filmtheatertje erin.
    Ben benieuwd naar jullie vervolglessen.
    Veel plezier nog daarbij.

    Leo

  2. tagrijn avatar
    tagrijn

    Wat een boeiende cursus is dat. Je denkt eel een en ander te weten, maar je schrijft hierr dingen op die totaal onbekend voor me zijn. Het eerste filmpje uit 1894 vind ik niet alleen indrukwekkend om de techniek, maar er schijnt ook geen einde te komen aan de stroom arbeiders die de fabriek verlaten.

  3. 2010 in review « Herman Willem's Dagelijkse Dingen

    […] Filmcursus aflevering 1 September 2009 2 comments 5 […]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

%d bloggers liken dit: