De bevrijding van de Bossche Bollen

Tuut-tuut-tuut, het geluid van een vroege wekker. Zaterdagochtend, tijd voor een croissant van Mamie Gourmande. Met een krantje en een krachtige kop koffie er bij realiseerde ik mij dat ik nog een Keuzekaartje had van de Nederlandse Spoorwegen. Geldig tot en met 2 september, nog een paar dagen dus. Niet geldig op de maandag, dus daar ging al een dag. En op zondag wilde ik de laatste dag van Gerrit Dou meemaken, in de Leidse Lakenhal.

Dat betekende dus dat ik er vandaag gebruik van moest maken. Het leek me een mooie dag om eens wat Bossche Bollen te bevrijden uit het zuidelijke keurslijf. Na de tweede kop koffie, wederom krachtig, dus in de schoenen geklommen. En toen doemde de eerste vraag op, Leiden Centraal of Leiden Lammenschans. Nog zo’n twintig minuten tot de vertrektijd op Lammenschans leek me een beetje kort. Ook omdat ik de Keuzedag nog op de OV-Chipkaart moest zetten, daarom maar besloten tot een wandeling door de stad naar Leiden Centraal.

Het was nog rustig in de stad en op de markt. Op de terrassen zaten al wel vroege koffieslurpers, maar echt vol was het nog niet. Geen wonder ook, want de dreiging van een fris buitje was alom aanwezig. Overal zag je al de voorbereidingen voor het Verrassend Winkelweekend, maar ik had daar weinig oog voor. Immers, ik had een missie! De bevrijding van een viertal Bossche Bollen in Oeteldonk, een operatie die met militaire precisie zou moeten worden uitgevoerd. Bij Leiden Centraal aangekomen moest er nog zeker een kwartier worden gewacht op de trein naar Utrecht Centraal.

Om mij voor te doen als een gewoon reiziger, die geen kwaads in de zin heeft, nam ik het boek De Pelgrim uit mijn paarse tasje van de Beverwijkse Bazaar. U ziet, mijn vermomming had een groteske gedaante aangenomen, maar ik vermoedde dat hiermee niemand mijn snode plannen zou opmerken. Overigens is De Pelgrim een hele til, dik 700 pagina’s telt aan.

Nadat de trein was komen aanrollen, verschanste ik mij boven aan de linkerkant, zodat ik een goed uitzicht had. Belangrijk om eventuele vijanden tijdig te kunnen opmerken. Na het schrille fluitsignaal zette de trein zich in beweging en was de operatie gestart. Langzaam rolde de trein Leiden uit, versnellend richting Utrecht. Onderweg had ik een mooi uitzicht op de groene weilanden, waarin het zwart-bonte vee mooi afstak. Bij Bernardus, mijn oude voetbalclubje in Hazerswoude-Rijndijk, werd wat getraind. Echt druk was het niet, maar de competitie was dan ook nog niet begonnen.

Na wat stops in Alphen, Bodegraven en Woerden naderde de trein Utrecht. Het immense station is daar nog steeds in aanbouw of beter gezegd verbouw. Het is nog steeds een rommeltje, maar na wat dringen voor de roltrap kon ik redelijk snel naar perron 14/15 verkassen voor mijn aansluitende trein richting Maastricht. Opnieuw was het niet druk in de trein, kennelijk hadden niet veel Randstedelingen zin in het Preuvenement dat daar plaats vond en waar koning en koningin 200 jaar Koninkrijk vierden.

Jan de Groot_logoTussen Utrecht en Den Bosch is het altijd leuk om de bruggen te tellen. Over de Lek, de Linge, de Waal en de Maas. En niet te vergeten het Amsterdam-Rijnkanaal. Langs Houten, Culemborg,  Geldermalsen, de stompe toren van Zaltbommel kedengde de trein naar Den Bosch. Of ‘s-Hertogenbosch zoals het officieel heet. De bisschopsstad met de prachtige Sint-Janskathedraal. Maar die mooie stad was niet mijn doel. Dat was het etablissement van Jan de Groot, een paar minuten lopen van het station.

Daar, achter die gevel met dat oude balkonnetje, dat hoge pand aan de Stationsweg, met die gemoedelijke lunchroom, daar bevonden zich de objecten van interesse. Grote bollen, bedekt met een exquise chocoladelaagje en gevuld met een heerlijke soezerige geklopte room. Bollen die je niet zo maar kunt eten, maar waarvoor je een scherp mesje en een vorkje nodig hebt. Bollen, die als je ze aansnijdt, niet in elkaar ploffen, maar trots rechtop blijven staan. Stevig, onvervaard, wachtend op een ferme hap.

Schichtig om heen kijkend of ik niet gevolgd was door onguur volk, begaf ik mij met de stationstrap omlaag en kruiste het voor het station gelegen plein. De regen druppelde gestaag omlaag, waardoor de overige wandelaars weggedoken zaten in hun kraag of onder een paraplu. Ik merkte dat ik niet werd gevolgd en sloot mij schielijk aan bij de wachtende rij voor de winkel. Uit alle delen van Nederland waren de bevrijders gekomen, dat hoorde ik aan de diverse dialecten die werden gesproken.

Jan de Groot_winkelLangzaam verplaatsten de mensen in de rij zich, richting toonbank. Toen ik daar was aangekomen merkte ik dat mijn mond droog was geworden van de spanning. Zou het lukken? Met een haast onhoorbare zucht slaagde ik erin om “vier bollen” te stamelen. De jonge vrouw achter de toonbank keek mij met een vorsende blik aan. Ik zag haar denken, “weer zo’n mannetje dat zo nodig onze Bossche Bollen wil bevrijden”. Maar ik week niet en dwong haar met mijn standvastige blik tot het vullen van een kleine kartonnen doos. Na met mijn geheime bankpas te hebben afgerekend, verliet ik schielijk het pand in de hoop dat het allemaal goed zou komen.

Ik was inmiddels ruim tien minuten op vijandelijk gebied en wilde zo snel mogelijk de Bossche fortificaties verlaten. Met een grote tas in mijn handen rende ik weer richting station, slechts een paar honderd meter scheidde mij van het veilige station en de daar gereedstaande trein. Snel beklom ik de trap omhoog, spoedde mij door de hoge stationsgang boven de perrons en daalde bij perron 4 weer naar beneden. Ik zag dat de trein op punt van vertrek stond en rende naar de nog openstaande achterste deur, daarbij gehinderd door de grote tas waarin de bollen zaten.

De conductrice bracht de fluit aan haar welgevormde lippen en met een laatste krachtsinspanning slaagde ik erin om naar binnen te springen. Achter mij sloten de deuren zich met een venijnig gesis. Ik keek om me heen en zag dat de trein helemaal vol zat. Ik worstelde mij door het smalle gangpad naar voren, maar telkens weer bleken de wagons tot de laatste plaats vol te zitten.

Er restte mij dus niets anders dan bij een trapje te blijven staan. Twee jonge meisjes, een jaar of achttien, vroegen of ze op het trapje mochten zitten. Ik schoof mijn tas met de doos Bollen wat naar achteren, want ik wilde voorkomen dat een onverlaat ineens met de schat aan de haal zou gaan. Bij wijze van begrenzing legde ik de paarse tas van de Beverwijkse Bazaar met daarin het dikke boek er bovenop. Schommelend snelde de trein door het regenachtige landschap, terug richting Utrecht.

Niet veel later kwam ik aan in de oude hoofdstad van het aartsbisdom Utrecht. Ik had inmiddels een lichte trek gekregen, maar besloot om de Burger King te laten voor wat die was. Ik wilde niet het risico nemen dat het volk ineens zou merken dat ik met een doos Bossche Bollen rondliep, want dat zou ongetwijfeld voor enig rumoer zorgen. Ik liep dus snel door naar het perron waar vandaan de trein richting Leiden zou vertrekken.

Het perron was nog leeg, want de vorige trein was slechts enkele minuten eerder vertrokken. Dat gaf mij de gelegenheid om een vriendelijk plaatsje uit te zoeken op een bank. Daar kon ik mij weer voordoen als een alledaagse reiziger, die met een dik boek op stap was. Gelukkig keek niemand naar de grote witte tas aan mijn voeteneind.

Twintig minuten later reed de trein het station binnen. Nadat alle passagiers de trein hadden verlaten, spoedde ik mij naar de voorste wagon om daar plaats te nemen. Ik vermoedde dat deze wagon redelijk stil zou blijven omdat het toch een aardige loop was vanaf de stationstrappen. En ik kreeg gelijk, want weliswaar kwamen er een paar medereizigers mij gezelschap houden, maar al met al geen gevaar.

Nadat de trein het Utrechtse station had verlaten, nam ik De Pelgrim weer ter hand. Een boek in de hand geeft een goede gelegenheid om steels rond te spieden, zonder dat dit al te zeer opvalt. Daardoor kon ik zien dat er geen gevaar uit de directe omgeving viel te duchten. Pas in Alphen aan den Rijn kwam er een enigszins onguur type tegenover mij zitten. Ik schoof de doos met bollen wat dichter naar mij toe en hield mij gereed om, indien nodig, onbarmhartig toe te slaan. Maar het bleek niet nodig en zo kwam ik ongeschonden aan op die kleine Leidse halte Lammenschans, waar ooit de jonge Cornelis Joppenszoon als eerste ontdekte dat de Spanjaarden, die Leiden belegerden, waren vertrokken.

Na het afdalen van de hoge trap was het nog maar een goede vijftien minuten lopen naar het eindpunt, veste Scholten. Ik keek om me heen maar merkte dat niemand enige aandacht aan mij schonk. Zo kon ik ongehinderd langs de Lammenschansweg lopen, waarna ik besloot om bij de Zeemanlaan ineens rechtsaf te slaan. Noem het een ingeving, maar op deze manier hoopte ik eventuele achtervolgers op een dwaalspoor te brengen. Langs de Cronesteinkade stak ik het bruggetje over om het laatste stukje ongezien achter het dikke gebladerte richting singel te kunnen lopen. Snel stak ik de singel over en stak het Plantsoen in, een van de mooiste plekjes van Leiden. Voor me zag ik jongens, maar dichterbij gekomen zag ik dat het onschuldige tieners waren, die vermoedelijk een blowtje wilden maken. Tussen de bomen door schoot ik het laatste straatje in, waarna ik opgelucht de sleutel in het slot van de voordeur stak.

Missie geslaagd, de Bossche Bollen waren bevrijd uit hun keurslijf. Het smikkelen kon beginnen!

Bossche_bollen

3 gedachten over “De bevrijding van de Bossche Bollen

  1. Wat je allemaal niet doet voor een paar bollen…..maar je hebt helemaal gelijk. Alle andere bollen ploffen in elkaar als je ze aansnijdt en de Bossche Bollen blijven fier rechtop staan. Lekker stukkie, as usual…. zowel de bol als het verhaal.

    Fijne zondag!

  2. Een heldhaftige bevrijdingsactie van een heldhaftige Leidenaar. Als de kinderen dit over tweehonderd jaar op school leren zullen ze met weemoed terugdenken aan de tjd dat er nog echte helden waren di per trein naar Den Bosch reden om de Bossche Bollen te bevrijden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *