Het is altijd een plezier om naar ‘s-Hertogenbosch te gaan. Met de trein doe ik er vanuit Leiden ongeveer 1½ uur over en dan sta je aan de rand van de Bossche binnenstad. Lopend naar die binnenstad is de bakkerij van Jan de Groot de eerste hindernis. Hoe kom je daar voorbij zonder eerst even een Bossche Bol tot je te nemen.
Maar goed, al doorlopend en later rechtsaf kom je zo op de Markt terecht. Nu wil het geval dat er een hele mooie tentoonstelling in die hele mooie stad is, een unieke tentoonstelling met werken, die je van je leven waarschijnlijk nooit meer zult zien. Namelijk een heleboel werken van Jheronimus Bosch, een schilder die een fantastisch oeuvre heeft achtergelaten. De tentoonstelling heeft niet voor niets de ondertitel “Visioenen van een genie”.
Als kind was ik al gefascineerd door de platen van Bosch. En van Dalí. Ik had toen nog niets met kunst, maar de fantasierijke beelden van deze schilders brachten kennelijk mijn kinderlijke fantasie in beweging. Om mij heen hoorde ik van anderen ook dat ze juist door deze twee mannen waren gefascineerd. En eigenlijk is dat niet zo raar, want zowel de werken van Bosch als die van Dalí zitten vol met vreemde creaturen en onbestemde zaken. Heel intrigerend allemaal voor een kinderbrein. Rembrandt en andere grote meesters vond ik in die tijd saai.
Persoonlijk heb ik alle werken van dichtbij kunnen aanschouwen. Met enig geduld kom je uiteindelijk op de eerste rij terecht en dan kun je pas de talrijke details zien, die zijn werk zo uniek maken. En om 11 uur ‘s-avonds verlieten wij het Noordbrabants Museum met een verlicht hoofd, wandelend door het magisch-middeleeuwse Den Bosch, waar de demonen op iedere donkere straathoek loerden. Gelukkig was het hotel dichtbij. Maar de invloed van de duivelse hallucinaties leidde er wel toe dat we de volgende dag onze Bossche Bollen pardoes in de terugtrein lieten staan.
En als u nu uw nieuwsgierigheid is opgewekt, moet ik teleurstellen. Want de tentoonstelling, die nog tot en met 8 mei duurt, is helemaal uitverkocht.