Dat was de titel van de openlucht expositie van het Leidse kunstenaarscollectief ROEM, die afgelopen week tot een einde kwam. De opdracht voor deze expositie was afkomstig van Museum De Lakenhal, die de jonge makers op deze manier een hart onder de riem wilde steken in deze barre tijden voor de cultuursector.
16 werken van 12 jonge kunstenaars met een heel verschillende achtergrond, verspreid door de binnenstad van Leiden. De tijd van voorbereiding en uitvoering was vrij kort en de opdracht was om de impact van de coronacrisis in kaart te brengen.
Laten we de jonge makers eens onder de loep nemen en kijken hoe zij uitdrukking hebben gegeven aan deze opdracht. Amber Meekel (24 jaar) nam het concept ruimte als uitgangspunt. Door het coronavirus heeft het begrip ruimte een andere betekenis gekregen (1,5 meter samenleving). Daar waar je voorheen onbeperkt ruimte had, werd je nu ineens bewust van een beperking in deze ruimte. Dat zorgt voor verwarring en in het begin zeker ook voor onzekerheid. Hoe ga je om met minder ruimte binnen dezelfde ruimte? Zij maakte een aantal platte vormen met opdruk, die in de ruimte stonden en waar je omheen kon lopen en ze vanuit alle hoeken kon bekijken. De platte vormen nemen juist weinig ruimte in door hun vorm, maar zijn wel aanwezig. Vreemd genoeg was er een vijand van Amber, die het op zich had genomen om haar werken met graffiti te bespuiten. Waarom? Dat weet alleen de dader. Amber reageerde daarop door een nieuw werk op de Hooglandse Kerkgracht te plaatsen, waarop mensen met viltstift hun commentaar kwijt konden. Participerende kunst dus. Het werk bij Molen de Valk heb ik niet gezien, want vanwege werkzaamheden was de molenwerf afgesloten.
In het Plantsoen stond een werk van Karl Karlas dat bestond uit een aantal foto’s van mensen met allemaal een masker op of rond gezicht/hoofd.
Voor de betekenis hiervan hoef je niet echt kunstgeschiedenis te hebben gestudeerd, want de discussie over mondkapjes was volop bezig. En naast de vele plexiglas schermen is het mondkapje wel een soort symbool geworden van de coronacrisis, zeker nu we dat allemaal in het openbaar vervoer moeten gaan dragen.
Mooie foto’s, maar qua onderwerp niet echt origineel.
Een van de meest bijzondere werken vond ik wel het werk van Julia van Duijn op de Hooglandse Kerkgracht. Haar waren door de stilte de vele geluiden opgevallen, die je normaliter niet meer opvallen door de kakofonie om ons heen. Nu de wereld ineens was stilgevallen, werden we ons bewust van een heleboel zaken waar we normaliter geen acht op slaan. Naast de kwinkelerende geluiden van de vogels ook het geluid van bv. het handen wassen.
Julia heeft deze geluiden omgezet in tekeningen. Wat je op de foto ziet zijn dus weergaven van geluiden. Daarnaast heeft ze een QR-code bijgevoegd, waarmee je naar deze geluiden kunt luisteren terwijl je kijkt. Luister hier naar de geluiden.
Wat mij betreft een heel geslaagd werk.
Een andere kunstenaar op de Hooglandse Kerkgracht was Isabelle Schippers, illustrator / webdesigner van beroep en opleiding. Het werk draagt de titel Phobia en verwijst naar fobieën, die door de coronacrisis veel vaker voor te lijken komen.
Denk hierbij maar eens aan de plotse schoonmaakwoede, die iedereen overvalt. Alles moet ineens worden schoongemaakt, is het niet om de 5 minuten dan wel om de 10 minuten.
Hoewel het werk er op zich goed uitziet, kan ik de vele fobieën niet een-twee-drie ontdekken en dat is jammer, want dan schiet het zijn doel ietwat voorbij. Als bedoeld is om te laten zien dat de vingers slijten door het vele schoonmaken, dan klopt het plaatje wel.
Ook op de Hooglandse Kerkgracht een werk van Johanna Breuch.
Johanna had opgemerkt dat we door het blijf-thuis credo anders waren gaan gedragen. Normaliter kom je uit bed, kleed je jezelf aan en gaat naar werk/school enz. Nu bleef je thuis en derhalve ontbrak de noodzaak om jezelf aan te kleden. Veel mensen liepen thuis rond in hun huiskleding.
Kortom, het gedrag van mensen was danig veranderd door de coronacrisis. En dat maakte zij met deze twee poppen duidelijk. Een aangeklede pop met een boodschappentas, want daarvoor moest je wel naar buiten en een pop met een versleten joggingbroek en een oud t-shirt en natuurlijk slippers aan de voeten.
Een goede observatie van Johanna.
Vlak naast de Hooglandse Kerkgracht, in de Moriaansteeg, hing de was van Anna van Duijn te drogen.
Anna was zich door de coronacrisis bewust geworden van het feit, dat door het grootschalige thuis blijven de mensen ongetwijfeld meer en langer in bed zouden verblijven.
Kortom, de bewustwording van het bed, dekbed, kussen, beddengoed en de matras. Gewoonlijk stappen we er ‘s-avonds in om er ‘s-morgens met enige moeite weer uit te stappen, maar nu was het bed ineens een veilige thuishaven geworden.