Bezonken rood: jeugd in een kamp

Afgelopen maand las ik Bezonken rood van Jeroen Brouwers. Zijn roman over de gevolgen van zijn jonge jeugdjaren in een Jappenkamp tijdens WO II. Het is eigenlijk een literair zelfonderzoek naar wat de gevolgen waren voor zijn verdere leven. Maar het is een roman, dus geen autobiografie. Dat wil zeggen dat niet alles persé hoeft te kloppen. Het probleem is ook vaak dat het geheugen je op oudere leeftijd nog wel eens iets anders wil voorschotelen dan wat feitelijk is gebeurd. Dat overkomt ons allen.

Tegelijk is het ook een afscheidsroman van zijn moeder. Want de aanleiding is het overlijden van zijn moeder, die hij al heel veel jaren niet meer gezien of gesproken heeft. Zijn vraag is dan ook eigenlijk helder, “wie ben ik en hoe komt het dat ik ben zoals ik ben”. Een legitieme vraag die ieder van ons zichzelf kan stellen. Tegelijkertijd ook een heel moeilijke vraag om eerlijk te beantwoorden.

De kampherinneringen zijn onbeschrijfelijk en pijnlijk. Brouwers schrijft vanuit de ogen van een kleuter. Hoe moet je omgaan met wat je ziet. Je kunt van een kleuter niet verwachten dat die het onbeschrijfelijke in een begrijpelijke context kan plaatsen. Vandaar dat kinderen soms lachen om verschrikkelijke gebeurtenissen. Ze snappen niet zo goed wat er echt gebeurd.

Brouwers is er naar mijn idee in geslaagd om dit heel goed te verwoorden. Hij staat bekend als een echte taalkunstenaar en dat bevestigd hij met deze roman opnieuw. Tegelijkertijd beschrijft hij op een hele mooie manier wat er nu in zijn hoofd omgaat. Een ‘vloeibaar ik’, een ‘onherkenbaar spiegelbeeld’, ‘verdwijnen in de mist’. Het zijn allemaal treffende metaforen om zijn gedrag te beschrijven. En de wijze van hoe hij zichzelf ziet.

Bezonken rood is voor mij een van de mooiste boeken die ik de afgelopen jaren heb gelezen.

%d bloggers liken dit: